Cicero schreef al in de eerste eeuw voor Christus:
“Het zijn barre tijden. Kinderen gehoorzamen hun ouders niet meer en iedereen schrijft tegenwoordig een boek”.
Dat wil zeggen: als je het internet mag geloven. Want niemand weet waar Cicero dit schreef. Waarschijnlijk schreef Cicero dit net als Pipi Langkous ooit beweerde dat “ze het nog nooit gedaan heeft, dus denkt dat ze het wel kan”. Hoe dan ook, tweeduizend jaar na Cicero worden er nog veel meer boeken geschreven. Ik doe daar zelf als auteur ook aan mee. Nu zijn de onderwerpen waar ik over schrijf niet immens populair. Nee, als je het wilt maken als auteur kun je beter zelfhulpboeken schrijven. De boekwinkels liggen er vol mee. Denk je dat je leven oké is? Denk nog maar eens. Je leven kan zoveel fijner, beter en efficiënter, en iedereen kan zijn of haar droomleven bereiken! Als je tevreden bent met je leven, is er dus eigenlijk iets mis met je. De zelfhulpindustrie drijft op hetzelfde mechanisme als religie: het verkoopt hoop. Hoop op een beter leven, en dat met een quick fix door gewoon in je luie stoel een boek te lezen! Ben je niet zo van het lezen? Dan zijn er ziljoenen YouTube-video’s over het efficiënter en gelukkiger maken van je leven. Nog makkelijker.
En het is net als met reclame: je kunt nog zo rationeel zijn, maar op een gegeven moment ga je toch twijfelen. Tevreden mensen kun je geen spullen verkopen, en al helemaal geen zelfhulpboeken. De truc is dus om mensen een constant gevoel van ontevredenheid en twijfel te geven. Je moet als zelfhulpindustrie daarmee de lat heel hoog leggen en mensen de illusie geven dat ze met minimale inspanning over die lat kunnen springen, zodat ze naar jouw ideeën gaan luisteren. En als het even kan met een blik BN’ers. Tegen betaling, uiteraard.
Die zucht naar perfectie zien we ook elders. Niet dat vroeger alles beter was, maar in de huidige muziekindustrie zie je minder ruimte voor rauwe, imperfecte zang. Alles wordt gladgetrokken, desnoods met autotune. Hysterische zangers en zangeressen doen het goed bij talentenshows, waar de lat immens hoog ligt. Als Queen-fan fascineert het me om opnames van Freddie Mercury uit de begintijd te horen, waarin hij pijnlijk persoonlijke liedjes zingt met het vibrato van een geit. Pas later maakte zijn stem en componeren een enorme ontwikkeling door. De rauwe werkelijkheid is dat een hedendaagse Freddie Mercury op 23-jarige leeftijd waarschijnlijk niet eens de eerste ronde van Idols zou hebben gehaald. En de muziekindustrie is niet de enige plek waar perfectie op hol slaat: denk ook aan de schoonheidsideaalbeelden die Arie Boomsma en Fajah Lourens ons voorschotelen. Met allerlei boeken en producten, gestoeld op twijfelachtig wetenschappelijk ‘onderzoek’. Hoeveel mensen halen hier op lange termijn een gezondere levensstijl uit? Worden we hier met z’n allen nu echt gelukkiger van? Of kent deze industrie vooral afhakers die hun falen onterecht wijten aan een gebrek aan karakter?
Ik bemerk iets soortgelijks in het onderwijs. Herhaal na mij: Ach ende wee, het Nederlandse onderwijs is in zo’n erbarmelijke staat! Het kan zoveel beter! We toetsen tegenwoordig teveel! Stilstand is achteruitgang! Enzovoort. En dus zijn er tonnen aan onderwijsboeken die je als docent kunt lezen, talloze cursussen die je als docent kunt volgen, en natuurlijk adviesbureaus die je als school kunt inhuren om de ellende allemaal dragelijker te maken. Daarbij is onderwijservaring niet eens nodig: de beste stuurlui doceren regelmatig vanaf de wal. Als je als docent deze situatie zat bent, dan ga je zelf adviseren: dan ben je nog wel betrokken bij het onderwijs, maar hoef je niet meer aan de frontlinie te staan. Op deze manier schieten onderwijsadviseurs als paddenstoelen uit de grond en is het onderwijs de laatste decennia keer op keer veranderd, waarbij ik persoonlijk het eerste jaar van het studiehuis heb mogen meemaken (jeej!). Ik denk dat we kunnen concluderen dat er weinig concrete aanwijzingen zijn dat al die onderwijsvernieuwingen het onderwijs de afgelopen decennia hebben verbeterd. Mij bekruipt steeds meer het vermoeden dat het onderwijs tot een jojoënd dieetslachtoffer is verworden. Idealisme vermengd met “de klant is koning”, veranderzucht, en een ongezonde vorm van idealisme: school als de ultieme kansengelijktrekker.
Wat doe je als een dieet niet werkt? Op naar een ander dieet. Een eenvoudig en normaal voedingspatroon kan immers nooit de oplossing zijn, zo leert de dieetindustrie ons. Net zo komen er vanzelf commerciële partijen onze lasten verlichten: de ‘onderwijshulp-industrie’ die ons over de hoge lat heen wil tillen. Niet zo gek natuurlijk: buiten het onderwijs is consultancy ook big business. Met als gevolg allerlei ingewikkelde cursussen, schema’s, methodes en adviesbureaus waarmee we vooral het gevoel krijgen het onderwijs te verbeteren. Ingewikkelder is beter! Terwijl de principes achter het lesgeven helemaal niet zo ingewikkeld zijn; je moet ze vooral doen. Net zoals je die gehaktballen met satésaus beter kunt laten staan wanneer je bmi 35+ is. Daar kun je heel veel boeken over lezen, maar uiteindelijk helpt het meer als je gewoon geen gehaktballen met satésaus meer in huis haalt en die oude vertrouwde boterham weer eens vaker van stal haalt. Gezond eten hoeft niet ingewikkeld te zijn. Net als onderwijs.
Als ik een pamflet over het onderwijs zou moeten schrijven, dan zou ik het daarom de titel “Terug naar de eenvoud” geven. De precieze inhoud ligt niet vast. Maar ik denk dan aan meer autonomie voor docenten, meer nadruk op vakkennis en denkvaardigheden, een minder volgepropt curriculum, meer verantwoordelijkheid bij ouders en leerlingen, leerlingen meer zelfredzaam maken, erkennen dat je met beperkte middelen geen 100%-gepersonaliseerd onderwijs kunt aanbieden (en ook geen 80% of 60%), en naast het centraal stellen van de leerlingen daar de docent ook weer eens naast te zetten. Want daar begint het tenslotte. En geef deze eenvoud vervolgens de tijd om te groeien. Voor een meer uitgebreide analyse kun je het pamflet ‘Bevrijd het onderwijs uit de greep van de private belangen’ van Beter Onderwijs Nederland raadplegen, waarin de paradoxale situatie wordt geanalyseerd waarin steeds meer mensen ‘in’ het onderwijs werken, maar steeds minder mensen voor de klas willen staan en het niveau van het onderwijs ondanks alle ‘verbeteringen’ achteruitgaat.
Wees gerust: ik schrijf er voorlopig geen boeken over. Ik geef geen lezingen waarin ik met uitgebreide methodieken en stroomschema’s docenten ga vertellen hoe ze hun vak moeten uitoefenen, hoeveel toetsen summatief en formatief moeten zijn, dat de moderne tijd schreeuwt om een heel ander onderwijsbeleid, en hoe ze de cognitieve vaardigheden van hun leerlingen kunnen verbeteren. Dat kunnen docenten immers prima zelf bedenken, en er zijn al andere organisaties druk bezig met dit vraagstuk. De bal ligt uiteindelijk aan de ene kant bij de leerling en zijn ouders, en aan de andere kant bij de schoolleiding en beleidsmakers.
Gooi ik daarmee alle ambitie voor docenten uit het raam? Integendeel. Ik stel juist voor om als docent realistisch ambitieus te zijn. Door terug te willen naar de eenvoud:
“Geef ons de rust om te accepteren wat we niet kunnen beïnvloeden, de moed om te veranderen wat we wel kunnen beïnvloeden, en de wijsheid om deze twee te onderscheiden.”
Aldus Cicero.
Geef een reactie